Reglement

Reglement van de Ridderschap van Overijssel

EERSTE AFDELING

Van de Ridderschap en haar leden.

ARTIKEL 1.

De Ridderschap van Overijssel blijft als zedelijk lichaam bestaan. Als zegel zal door haar gebruikt worden haar oorspronkelijk wapen met randschrift: “Ord. Eq. Transisalaniae”.

ARTIKEL 2.

De Ridderschap van Overijssel stelt zich ten doel:

  1. de’ historische banden tussen de riddermatige geslachten van Overijssel te bewaren;
  2. te bevorderen dat de leden van genoemde geslachten een waardige plaats in de samenleving verwerven of behouden;
  3. hulp te verlenen aan personen of instellingen, die daarvoor naar het oordeel van de Ridderschap in aanmerking komen.

ARTIKEL 3.

Leden van de Ridderschap kunnen slechts zijn meerderjarige mannelijke Nederlanders, die behoren tot de Nederlandse Adel en tot een vóór 1852 in de Ridderschap van Overijssel beschreven geslacht, geen lid zijn van een ridderschap in een der andere provinciën en naar het oordeel van de ledenvergadering een plaats in de Ridderschap waardig zijn.

ARTIKEL 4.

Het lidmaatschap gaat verloren voor hen, die niet meer aan de voor toelating gestelde eisen voldoen.

ARTIKEL 5.

Hij die als lid tot de Ridderschap wenst te worden toegelaten, moet vóór 15 maart een daartoe strekkend schriftelijk verzoek tot de voorzitter richten onder overlegging van het bewijs, dat hij is ingeschreven in de filiatieregisters van de Hoge Raad van Adel, en van stukken, die aantonen, dat hij behoort tot een vóór 1852 in de Ridderschap van Overijssel beschreven geslacht.

Het verzoek wordt ter tafel gebracht in de eerstvolgende gewone vergadering. Besluit de ledenvergadering tot toelating, dan wordt de verzoeker uitgenodigd:

  1. vijftig gulden te storten in de kas van de Ridderschap;
  2. de volgende verklaring, door hem ondertekend, bij de voorzitter in te zenden: .. Ik, ….. , verklaar mij onherroepelijk te verbinden om nimmer mijn stem te geven tot opheffing van de Ridderschap van Overijssel, tot verdeling of wegschenking van haar kapitaal, of tot wijziging van haar reglement in dier voege, dat daardoor de op-
    heffing der Ridderschap of de verdeling of wegschenking van haar kapitaal voor het vervolg mogelijk zou worden”.

Is aan het vorenstaande voldaan, dan wordt de verzoeker als lid van de Ridderschap beschouwd, en in de eerstvolgende vergadering als zodanig door de voorzitter geïnstalleerd.

ARTIKEL 6.

Een voorstel tot vervallenverklaring van het lidmaatschap kan aan de ledenvergadering worden gedaan door het bestuur of door tenminste vijf leden, die hun ondertekend voorstel tenminste vier weken vóór de te houden gewone vergadering ter kennis brengen van de voorzitter.

Een commissie van onderzoek, bestaande uit drie leden, brengt schriftelijk rapport en advies uit aan de voorzitter.
Van de commissie wordt één lid aangewezen op en door de ledenvergadering, één door het lid wiens vervallenverklaring aan de orde is, en het derde lid door het bestuur. Indien het betrokken lid, aan wie zo nodig door het bestuur onverwijld mededeling wordt gedaan, dat door hem een commissielid moet worden aangewezen, daaraan binnen vier weken na dagtekening van de betreffende mededeling geen gevolg heeft gegeven, zal het bestuur binnen de kortst mogelijke tijd namens hem een commissielid aanwijzen.

De commissie brengt haar rapport binnen drie maanden uit.
Vanaf het ogenblik, dat de ledenvergadering tot het instellen van een onderzoek heeft besloten, is het betrokken lid geschorst.

ARTIKEL 7.

De leden der Ridderschap nemen zitting naar de volgorde, waarin zij tot de Ridderschap zijn toegelaten.

TWEEDE AFDELING

Van het costuum. 1 )

ARTIKEL 8.

“Het groote costuum. Een rok van scharlaken laken met één rij van tien knoopen, waarvan de bovenste toegeknoopt wordt, met staanden kraag en opslagen (deze breed tenminste 12 cm). de voering van licht grijs satijn.

“De voorzijde van den rok voorzien van matgouden borduursels om knoopen en knoopsgaten.

“Op de rugzijde van den rok bevinden zich twee groote knoop en aan de taille, twee halverwege de plooien in de panden en twee aan ’t ondereinde dier plooien.

“Een vest van wit cashmire, gesloten tot boven aan den hals met tien ,à twaalf knoop en (klein model).

“Een korte broek van wit cashmire met drie knoopen (klein model) ter hoogte van de knie, kousen van witte zijde met lage schoenen van wit chamois leder en gouden gespen.

“Een steek van zwart vilt met witte veeren. gouden treetels; kokarde met de Overijsselsche kleuren.

“Een degen met wit lederen schede.

,,( Modellen van de knoopen (groot en klein model), de borduursels, de kokarde en het gevest van den degen zijn goedgekeurd in de vergadering van de Ridderschap van I juni 1914 en bevinden zich in het archief van de Ridderschap) .

“Het kleine costuum. Een rok van donkerblauw laken met liggende donkerblauw fluweelen kraag en revers van zijde in de kleur van den rok, voorts met drie knoop en (groot model) aan iedere zijde; twee knoop en (klein model) op elke mouw;
op de rug aan de taille twee knoopen (groot model) en een dito knoop op iedere pand, de voering van donkerblauwe zijde.

“Een vest van wit piqué met vier knoopen (klein model) in éêne rij, de opening van onderen afgerond.

“Een lange broek van hetzelfde laken zonder bies”.

Op burgerkleding kan bij naar het oordeel van de Ridderschap daartoe in aanmerking komende gelegenheden worden gedragen een insigne in zilver, groot ongeveer 18 mm naar het grootzegel van de’ Ridderschap, gemonteerd met reversknoop.

1.) Het in dit artikel tussen ” ” geplaatste is op historische gronden woordelijk en letterlijk overgenomen uit het reglement van de Ridderschap,
vastgesteld in de gewone vergadering van de Ridderschap van de 3e juni 1873, laatstelijk gewijzigd in de gewone vergadering van 1 juni 1915.

DERDE AFDELING

Van het bestuur.

ARTIKEL 9.

Het bestuur van de Ridderschap bestaat uit een voorzitter en een secretaris, tevens thesaurier. Tot bijstand van het bestuur worden door de in artikel 15 bedoelde gewone vergadering voor de tijd van één jaar drie leden aangewezen, die als commissie de voorzitter en de secretaris-thesaurier naar behoefte behulpzaam zijn bij alle daarvoor naar het oordeel van de voorzitter in aanmerking komende werkzaamheden.
Deze leden hebben stemrecht als waren zij bestuursleden.

Zaken betreffende toelating als lid van de Ridderschap of vervallenverklaring van het lidmaatschap worden steeds aan deze leden voorgelegd. Zij geven schriftelijk aan de voorzitter hun mening te kennen, tenzij de voorzitter hen ter vergadering bijeenroept.

ARTIKEL 10.

Het bestuur vertegenwoordigt de Ridderschap in en buiten rechte. Het is belast met de uitvoering van de besluiten van de ledenvergadering. Het bereidt de vergaderingen voor en doet voorts alles, wat het belang van de Ridderschap vordert.
Het is van al zijn daden verantwoording schuldig aan de ledenvergadering.

ARTIKEL 11.

De voorzitter en de secretaris-thesaurier worden in de in artikel 15 bedoelde gewone vergadering gekozen, de voorzitter voor de tijd van één jaar, de secretaris-thesaurier voor de tijd van drie jaren. Zij zijn onmiddellijk herkiesbaar.

ARTIKEL 12.

De voorzitter heeft de algemene leiding van de werkzaamheden van de Ridderschap. Hij leidt de vergaderingen en neemt de nodig geachte maatregelen van orde.

ARTIKEL 13.

De secretaris-thesaurier verzorgt de briefwisseling, hij houdt de ledenlijst bij, hij notuleert de besprekingen op de vergaderingen, hij bewaart en verzorgt het archief en is belast met het beheer der geldmiddelen.

ARTIKEL 14.

Bij ontstentenis van de voorzitter of bij tussentijdse vacature wordt diens functie waargenomen door het lid van de in artikel 9 bedoelde commissie, dat het hoogst staat op de ranglijst der leden, totdat de eerstvolgende vergadering in de vacature voorziet.

Bij ontstentenis van de secretaris-thesaurier of bij tussentijdse vacature benoemt de voorzitter een waarnemer. De eerstvolgende vergadering voorziet in de vacature.

VIERDE AFDELING

Van de vergaderingen.

ARTIKEL 15.

De Ridderschap vergadert op de eerste zaterdag in de maand juni. Indien deze de zaterdag voor Pinksteren is, wordt de vergadering op de tweede zaterdag in juni gehouden.

In bijzondere gevallen, ter beoordeling van de vergadering, kan van deze regel worden afgeweken.

De voorzitter roept de in het eerste lid bedoelde vergadering bijeen.

ARTIKEL 16.

De voorzitter is bevoegd, de Ridderschap buitengewoon bijeen te roepen. Hij is tot haar bijeenroeping verplicht, zodra tenminste vijf leden hem daartoe schriftelijk hun met redenen omkleed verlangen te kennen geven, en wel ten hoogste dertig dagen na de dagtekening van het verzoek.

Buitengewone vergaderingen worden steeds op een zaterdag gehouden.

ARTIKEL 17.

De bijeenroeping van een vergadering geschiedt door middel van per post verzonden oproepbrieven. De terpostbezorging moet tenminste acht dagen voor de vergadering plaats hebben onder vermelding van de te behandelen onderwerpen.

Inzake wijziging van dit reglement, toelating als lid of vervallenverklaring van het lidmaatschap mogen geen besluiten worden genomen, tenzij de voorstellen hiertoe op de agenda zijn vermeld.

ARTIKEL 18.

Omtrent hetgeen ter vergadering is behandeld, kan de leden geheimhouding worden opgelegd.

ARTIKEL 19.

Alle besluiten worden genomen bij volstrekte meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen, tenzij dit reglement anders bepaalt.

De stemming over zaken geschiedt mondeling, zo nodig bij hoofdelijke oproeping. Bij staken der stemmen beslist de stem van de voorzitter.

De stemming over personen geschiedt schriftelijk op gesloten en ongetekende briefjes. De volstrekte meerderheid beslist. Bij staken der stemmen wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

Een besluit tot toelating tot de Ridderschap of tot vervallenverklaring van het lidmaatschap kan slechts miet een meerderheid van tweederde van het aantal uitgebrachte stemmen worden genomen.

Tenzij een der leden stemming verlangt, kan een voorstel ook bij acclamatie worden aangenomen.

ARTIKEL 20.

De leden onthouden zich van medestemmen over zaken, die henzelf of hun bloed- en aanverwanten tot de derde graad inbegrepen persoonlijk aangaan. Of een zaak het betreffende lid of diens verwanten als omschreven aangaat, beslist het bestuur.

ARTIKEL 21.

Elk lid is bevoegd, zich door een ander lid ter vergadering te doen vertegenwoordigen. Voor het uitbrengen van stemmen moet in dat geval vóór de vergadering een door de opdrachtgever getekend schriftelijk bewijs van de opdracht tot vertegenwoordiging de voorzitter worden ter hand gesteld.
Niemand kan meer dan vijf leden vertegenwoordigen.

ARTIKEL 22.

Als punten van behandeling in de gewone vergadering vermeldt de agenda tenminste:

  1. de notulen van de laatstgehouden gewone alsmede van eventueel tussentijds gehouden buitengewone vergaderingen;
  2. het jaarverslag van de secretaris-thesaurier:
  3. de resultaten van het onderzoek door de in artikel 27 bedoelde leden; .
  4. de benoeming van de voorzitter, in voorkomend geval van de secretaris-thesaurier, en van de leden der in artikel 9 bedoelde commissie.

VIJFDE AFDELING

Van de geldmiddelen.

ARTIKEL 23.

Het kapitaal van de Ridderschap wordt belegd overeenkomstig de in de gewone of buitengewone vergadering genomen besluiten. De vergadering kan het nemen van beslissingen over wijziging in de belegging delegeren aan twee of meer leden, aangewezen tot bijstand van de thesaurier. Deze beslissingen moeten, al naar de vergadering bepaalt, al of niet eenstemmig zijn. Van de genomen beslissingen is verantwoording schuldig aan de ledenvergadering.

Wordt het kapitaal belegd in roerende goederen aan toonder, dan is de secretaris-thesaurier verplicht, deze goederen in bewaring te geven bij een door de Ridderschap aan te wijzen bankinstelling.

ARTIKEL 24.

De inkomsten der Ridderschap worden, voorzover en zoveel daartoe in de vergadering wordt besloten, bij voorkeur gebezigd tot verheffing der in artikel 3 bedoelde geslachten, in het bijzonder door het bevorderen van een geëigende opvoeding van daartoe behorende mannelijke afstammelingen.

De in totaal over drie achtereenvolgende jaren verleende steun mag nimmer groter zijn dan de inkomsten over die tijd hebben bedragen, verminderd met de kosten.

ARTIKEL 25.

In voorkomend geval kan het bestuur uitgaven doen voor de in het vorig artikel bedoelde doeleinden, onder verplichting, deze aan de eerstvolgende vergadering ter goedkeuring voor te leggen.

ARTIKEL 26.

De secretaris-thesaurier doet in de gewone vergadering verslag van de ontvangsten en uitgaven in het afgelopen boekjaar, dat loopt van 1 januari tot en met 31 december
daaraanvolgend, voor de eerste maal van 1 mei tot en met 31 december van het jaar, waarin dit reglement in werking treedt.

De vergadering verleent aan de thesaurier décharge ter zake van het gevoerde beheer.

ARTIKEL 27.

De vergadering wijst uit haar midden twee leden aan, die de rekening en verantwoording nazien op een nader te bepalen dag in .de maand januari. Zij. brengen van hun bevindingen binnen vier weken na het onderzoek schriftelijk verslag uit aan de voorzitter. Dit verslag wordt ter tafel gebracht in de eerstvolgende gewone vergadering.

ZESDE AFDELING

Slotbepalingen.

ARTIKEL 28.

In dit reglement kan geen verandering worden gemaakt, wanneer niet het daartoe strekkend voorstel tenminste twee maanden vóór de in de artikelen 15 en 16 bedoelde gewone of buitengewone vergaderingen aan de leden schriftelijk is meegedeeld, en in die vergadering tenminste de helft der leden aanwezig of vertegenwoordigd is. Indien in deze vergadering het vereiste aantal leden niet aanwezig of vertegenwoordigd is, zal de voorzitter, indien daartoe met meerderheid van stemmen besloten wordt, binnen één maand een nieuwe vergadering bij één roepen, waarin dan, ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde leden, over de voorstellen kan worden beslist.

De bepalingen van artikel 17 zijn ook op deze vergadering van toepassing.

ARTIKEL 29.

In gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur, behoudens verantwoording aan de eerstvolgende vergadering.

ARTIKEL 30.

Dit reglement treedt in werking terstond na de vaststelling door de ledenvergadering.

Aldus vastgesteld in de buitengewone vergadering van 18 maart 1961.

De voorzitter: w.g. M.R. Baron Bentinck tot Buckhorst.

De secretaris-thesaurier: w.g. Ir. J.W.G. Baron Sloet van Oldruitenborgh.